In welke voedingsmiddelen is L-carnitine te vinden?
Omdat Carnitine de enige stof is die het transport van vetzuren mogelijk maakt, is het zo’n essentieel onderdeel van het lichaam. Carnitine wordt door ons lichaam zelf aangemaakt, maar ook voeding is daarbij belangrijk. Zo zit de stof onder meer in rood vlees. Voor het aanmaken van carnitine zijn de vitamines C, B3 en B6, aminozuren lysine en methionine en het mineraal ijzer noodzakelijk. Zodra er een tekort is aan één van deze voedingsstoffen, is er ook een tekort aan carnitine en daarmee een tekort aan energie. Dat kan resulteren in vermoeidheid, het erg koud hebben en zelfs hartfalen.
Medische toepassingen van L-carnitine
Ons lichaam kan niet zonder carnitine. Een tekort geeft negatieve resultaten, terwijl een extra hoeveelheid kan een positieve invloed op het lichaam hebben. De stof is vooral belangrijk voor de spieren en de hartspier. L-carnitine is de synthetische, bioactieve vorm van de stof. Het innemen ervan zorgt voor een extra hoeveelheid carnitine. L-carnitine wordt ingezet bij verschillende medische klachten, zoals bij het chronisch vermoeidheidssyndroom, bij vormen van spierdystrofie en na een hartaanval. Extra carnitine zorgt in dat laatste geval voor een verminderde kans op hartvergrotingen en andere verslechteringen. De werking van de hartspier wordt namelijk met de stof verbeterd. Daarnaast wordt L-carnitine bij oudere mensen ingezet om het denkvermogen te verbeteren, de spiermassa te doen toenemen en het vetgehalte te verlagen. De hoeveelheid carnitine in het lichaam neemt namelijk af naarmate men ouder wordt.
Toepassingen van L-carnitine om af te vallen en sporters
L-carnitine wordt ook ingezet door sporters. Zo kan de stof een verbetering geven van het uithoudingsvermogen en helpen bij het herstel van spieren na inspanning. Sporters nemen L-carnitine vooral om extra energie te krijgen, wat nodig is om de gewenste inspanning te kunnen leveren. Tot slot wordt de stof veelvuldig ingezet bij overgewicht. Carnitine is immers verantwoordelijk voor het verbranden van overtollige vetzuren. Het maakt de vetverbranding gemakkelijker en verlaagt daardoor het vetpercentage.